Duits onderzoek naar ultrafijnstof in de omgeving van grote luchthavens rammelt
Donderdag 2 februari 2017
Op 15 december 2016 vond in Berlijn de startbijeenkomst plaats voor het onderzoek naar de uitstoot van ultrafijnstof in de omgeving van grote luchthavens. Twee leden van BBI Arbeitsgruppe Feinstaub, Joachim Alt en Wolfgang Schwämmlein, twijfelen aan de uitgangspunten van deze studie.
Ze zijn blij dat er eindelijk serieus naar het onderwerp wordt gekeken, want milieudeskundigen bepleiten al geruime tijd dat een belangrijke bron van ultrafijnstof als vliegtuigmotoren onder de loep wordt genomen. Ze moeten wel een rol spelen vanwege de hoge vermogens, hoge doorvoer van brandstof, verbranding bij hoge temperaturen en het ontbreken van deeltjesfilters.
In de Verenigde Staten, Zwitserland, Denemarken en Nederland is weliswaar al onderzoek gedaan, maar een goede basis om uitspraken te doen over vliegverkeer, ultrafijnstof metingen rond luchthavens, ontbreekt. Landen staan niet te trappelen om onderzoek te doen, omdat zij zelf vaak aandeelhouder zijn van hun belangrijkste luchthavens. Economische belangen zouden wel eens in het geding kunnen zijn.
De technische titel van het onderzoek luidt Invloed van een grote luchthaven op temporele en ruimtelijke distributies van buitenlucht concentraties van ultrafijne deeltjes < 100 nm. Dat is op zich al verontrustend, want men verwacht dat het blijkbaar nodig is om te kijken naar de verspreiding van roet, stikstofoxiden en zwevende deeltjes (PM 2.5 en PM 10).
Voldoet dit onderzoeksplan aan alle eisen? Het merendeel van de planning is gebaseerd op het gebruik van computerprogramma’s die vormen van de besmetting, voortplanting en verspreiding van verontreinigende stoffen in de nabijheid van de luchthaven gaan berekenen. De vraag is op welke gegevens die berekeningen worden gebaseerd.
De ultrafijnstof uitstoot afkomstig van het wegvervoer, is relatief makkelijk te onderzoeken. Maar hoe meet je vliegtuigemissies in de praktijk? Doordat er vrijwel geen onderzoek naar is gedaan, bestaat het gevaar dat uitgegaan wordt van gegevens van de fabrikanten. Men baseert zich op aannames en schattingen die met een grote mate van onzekerheid gepaard gaan.
Eigen metingen hebben maar in zeer bescheiden mate plaatsgevonden. Er zijn twee bestaande meetstations gebruikt die toevallig in de buurt van de luchthaven van Frankfurt staan. Een ervan meet nog geen 5% van de tijd wind uit de richting van het vliegveld. Het tweede meetstation ligt weliswaar dichterbij, maar wordt weinig overvlogen. Zo komen er maar weinig bruikbare gegevens op tafel.
Het gaat ook niet om speciale meetstations voor ultrafijnstof: het is meer een eenvoudige uitbreiding van de bestaande routine van de meting van ultrafijne deeltjes. Men heeft het daarbij over verontreinigende stoffen in het algemeen, zonder duidelijk verband te kunnen leggen met mogelijke bronnen van UFS. Er zijn bijvoorbeeld ook geen vluchtgegevens aan te koppelen. Zo kun je geen wetenschappelijk onderzoek doen naar de uitstoot van ultrafijnstof door vliegtuigen. De auteurs komen met een lange lijst met praktische, technische en methodologische bezwaren. Voor als u het Duits beheerst: hier vindt u de originele tekst.
En wat de berekeningen zelf betreft: de manier van berekeningen en de te gebruiken modellen zijn geheim verklaard en kunnen daarom niet getest worden. Wat moeten we daarvan denken: wie niets te verbergen heeft, hoeft ook geen transparantie te vrezen! Een vergelijking van de resultaten (validatie) met echte omstandigheden is vrijwel onmogelijk met deze opzet van het project. Voor een
validatie zouden ook aanzienlijk meer meetstations nodig zijn. Dit werkprogramma is
daarom niet geschikt voor het bereiken van het projectdoel.
Of dit onderzoek iets zegt over gezondheidsaspecten valt nog te bezien. Steeds weer wordt gezegd dat de effecten van UFS op de gezondheid weinig is onderzocht. In veel gevallen wordt ook geprobeerd om het probleem te bagatelliseren. Om die reden noemen we hier enkele feiten:
- het onderzoek richt zich hier uitsluitend op ultrafijne deeltjes uit verbrandingsprocessen, verbrande kerosine met een aromatisch gehalte van bijna 20% ultrafijne deeltjes;
- uitlaatgassen zijn nooit zonder problemen;
- hoe kleiner de deeltjes, hoe dieper die doordringen in het organisme en des te gevaarlijker;
- er is aantoonbaar geen ondergrens waaronder een belasting onschadelijk zou zijn;
- de meeste van de ingeademde deeltjes blijven permanent in het lichaam aanwezig;
- hoewel dergelijke kleine deeltjes bijna gewichtloos zijn, loopt het gewicht in een mensenleven (van een niet-roker) op tot ongeveer 47 gram;
- pathologische studies in Mexico hebben aangetoond dat in verontreinigde gebieden hoge waarden UFS konden worden gedetecteerd in de hersenen;
- in veel onderzoeken van patiënten met een beroerte is vastgesteld dat zij eerder waren blootgesteld aan hoge UFS belastingen;
- wetenschappers van het Helmholtz Institute hebben aangetoond dat een verhoogde deeltjesconcentratie binnen een paar minuten invloed heeft op het hartritme;
- een Nederlandse studie concludeerde dat een toename van 10 duizend deeltjes per kubieke centimeter leidt tot een 3-6% hoger sterftecijfer.
De reden dat er zo weinig epidemiologische studies zijn, komt door een gebrek aan goede metingen. Daardoor is een verband tussen de UFS blootstelling en gezondheidseffecten nog altijd niet wetenschappelijk vastgesteld. Het is dus hoog tijd dat er instrumenten worden ontwikkeld om UFS accuraat te meten, de gezondheidsgevolgen wetenschappelijk te onderzoeken en de resultaten toegankelijk te maken.
Deze studie is een eerste poging iets te zeggen over de ultrafijnstofsituatie rond een grote luchthaven. Maar betrouwbare resultaten zal het niet opleveren vanwege alle voornoemde zwakke punten. Het is de plicht van de overheid om te voorkomen dat de gezondheid wordt bedreigd door een groot vliegveld in een stedelijke omgeving en om slechte investeringen in een ondeugdelijk onderzoeksplan te voorkomen. Om het onderzoek meer kans op succes te geven, verwachten we een herziening van de onderzoeksopzet!
Vertaling en bewerking van het oorspronkelijke Duitse artikel: Wouter Looman